Orgel

Het Van Oeckelen & Zonen orgel
Het Schnitger-Freytag orgel

Het Van Oeckelen & Zonen orgel

   Het oorspronkelijke Arp Schnitger orgel, dat in de 18e en 19e eeuw al herhaaldelijk moest worden gerepareerd, (zie hieronder) werd in 1896 vervangen door een instrument vervaardigd door de firma Van Oeckelen en Zonen. Oprichter van het bedrijf Petrus Van Oeckelen (1792-1878) verruilde in 1810 zijn geboortestad Breda voor Groningen, waar hij als "muzijkinstrumentmaker" ging werken.
De bouw van het orgel in de Lutherse Kerk te Groningen werd uitgevoerd door zijn zoons Cornelis Aldegundis (1829-1905) en Antonius (1839-1918). Het instrument bezit 22 stemmen, verdeeld over hoofdwerk, bovenwerk en vrij pedaal. In dispositie en stijl vertegenwoordigt het de expressieve stijl, verweven met moderne romantische elementen, waarmee het orgel op overtuigende wijze de laat 19e eeuwse periode van de Groningse orgelbouw representeert. De kenmerkende klank en het fraai uitgevoerde, monumentale front maken dat dit instrument zijn plaats tussen de andere orgels in de stad Groningen meer dan verdient.

voorgeschiedenis

(Verslag van het historisch onderzoek Dr. ir. A.H. Vlagsma d.d. 2 mei 1991)

Notulen orgelcommissie 1883-1898
(Gemeentearchief, ALG, 188)

   In 1883 denkt men al aan vervanging van het oude orgel en roept hiervoor een commissie in het leven. Als de orgelcommissie op 7 september 1883 voor het eerst bijeen komt, maakt men een afspraak met een zekere heer Van der Worp (de ons bekende Johannes Worp, organist van de Martinikerk), dat hij een dispositieontwerp zal maken. In de volgende vergadering wordt het gepresenteerd en besluit men bij de kerkenraad een krediet aan te vragen om een ontwerp met tekening en bestek te laten maken door "enige orgelfabrikanten". Tevens is men het er over eens, dat er een orgelfonds moet komen, waaruit het orgel kan worden gebouwd.

   De volgende vergadering waarin het orgel ter sprake komt is pas op 11 juli 1887; men besluit dan aan de orgelmakers Van Oeckelen een voorlopige raming te vragen. Twee maanden later komt men weer bijeen om de aanbieding van Van Oeckelen te bespreken. De aanbieding is voorzien van een bestek en een fronttekening, vermoedelijk betrof het de potloodtekening op wit papier die nog in het archief aanwezig is. Het orgel met twee klavieren en pedaal moet f 7800 kosten, het oude orgel kan worden ingenomen voor f 750. In de dispositie van Worp zijn enige wijzigingen aangebracht. Men zal de kerkenraad schriftelijk adviseren om de nieuwbouw op te dragen aan HH van Oeckelen, orgelfabrikanten te Harenermolen. De kerk moet ook worden gerepareerd voor ca. f 2000.

   Het blijft nu een groot aantal jaren stil, waarschijnlijk door gebrek aan fondsen. Op 15 juli 1895 is de orgelcommissie weer bijeen om te bespreken of het niet mogelijk is om met de bruikbare delen van het oude instrument achter het bestaande front een nieuw orgel te bouwen. De redenen zijn, dat de gemeenteleden het jammer zouden vinden dat het oude front zou verdwijnen en dat men denkt goedkoper uit te zijn. Het plan zal bestaan uit een nieuw hoofdwerk in romantische stijl, het rugwerk zal worden gehandhaafd, van het pedaal zullen de laden en de Bourdon 16' worden gebruikt.

De kosten zijn door Van Oeckelen begroot op f 3342, aan het eind van het jaar zal er f 2963 in de kas van het orgelfonds aanwezig zijn. Men twijfelt echter of het orgel hiermee in "een duurzame toestand" komt. Er wordt besloten een deskundige in te schakelen en neemt het voorstel van dominee Lagers over om J.F. Witte uit Utrecht over te laten komen.

   Op 30 augustus 1895 is de vergadering gewijd aan het bezoek van Witte. Deze heeft, naar zijn gewoonte, het bestaande orgel onbruikbaar verklaard en aangeboden om voor de viering van het 200-jarig bestaan, in November 1896, een nieuw orgel te leveren tegen een lagere prijs dan Van Oeckelen. Hij zal een tekening met prijsopgave toesturen. Deze tekening is nog in het archief aanwezig en toont een orgel met een vlak front in neogotische stijl, de prijs bedraagt f 5550. De commissie heeft zo zijn twijfels over het aantal stemmen. Men denkt dat het te klein is voor de kerk, maar besluit toch een delegatie naar Utrecht te sturen om enige orgels van Witte te beoordelen.

   In Utrecht bezoekt men onder andere het Witte-orgel van de Lutherse kerk aldaar. Het valt op dat dit orgel een toon meer had dan het exemplaar gezien in kerk der Jansenisten, namelijk een Cornet. Het orgel bleek bij het bespelen voller. De leden van de delegatie, waartoe ook de organist De Groot behoort, brengen op 6 september 1895 verslag uit. De secretaris meent dat het orgel van Witte inderdaad te klein is, hij acht het "te kinderachtig en niet krachtig genoeg". Hij heeft inmiddels een bezoek gebracht bij Van Oeckelen. Deze stelt voor zijn orgels te beluisteren in de Lutherse Kerk te Delft, Rotterdam en Dordrecht, maar ook in de Hervormde Kerk te Hoogezand.

   In de vergadering van 23 september 1895 brengt de secretaris verslag uit van het bezoek aan Hoogezand. De organist vertelde daar, dat het orgel in 1888 gebouwd was door de orgelmaker Kruse uit Leeuwarden. Hij omschreef het orgel als "zijnde van middelmatige kwaliteit". Organist de Groot zou het op prijs te stellen als er een orgel zou komen met meer registers dan de orgels te Utrecht en met een vrij pedaal.

   Een week later is de secretaris weer bij Van Oeckelen geweest en heeft van hem gedaan gekregen, dat hij een orgel met vrij pedaal zou leveren voor f 5400 met aftrek van f 750 voor het oude. Het orgel zou in het najaar van 1896 worden opgeleverd. De afbraak van het oude en de opbouw en intonatie van het nieuwe orgel zou hooguit zes weken vergen. Van Oeckelen zou een tekening maken, maar dit kon wel vier weken duren. Men kon alvast naar een soortgelijk front in Slochteren gaan kijken, waarvan ook een foto bestond.

   Op 9 december wordt de tekening in de vergadering goedgekeurd, men besluit de opdracht aan Van Oeckelen te verlenen en Witte af te schrijven. Een week later wordt de conceptopdracht besproken en is er overleg met Van Oeckelen. In het bestek staat als 3e register van het hoofdwerk facultatief een Violon 16' of een Quintadeen 8'. Van Oeckelen geeft de voorkeur aan de Violon, omdat deze "aangenamer klinkt' dan de Quintadeen. Het contract zal door de kerkenraad worden overgeschreven op gezegeld papier en ter ondertekening aan Van Oeckelen worden toegezonden. Merkwaardig is, dat pas op 22 juni 1896 wordt gemeld dat het is getekend.

   Op 13 oktober 1896 staat het orgel gereed in de werkplaats van Van Oeckelen; de heren K.P. Steenhuis (organist Nieuwe kerk) en P.H. de Groot gaan het orgel daar bespelen. Over de plaats van het instrument in de kerk is nog gediscussieerd: Van Oeckelen stelde voor om de gaanderij met balustrades vóór het orgel te doen vervallen, waardoor het orgel mooier zou uitkomen. Echter de kerkenraad besloot anders; voor het orgel diende het pas opgerichte koor te zingen. En zo geschiedde; het orgel werd geplaatst in een tweede (schijn-)balustrade achter het koor. Overigens is het aardig te vermelden dat het Schnitgerorgel hoogstwaarschijnlijk ook achter de balustrade aan de westzijde heeft gestaan. Tijdens de viering van het 400-jarig geboortefeest van Luther (11 november 1883) wordt melding gemaakt van 'eene versiering van groen loof met toepasselijke inscripties' langs de balustrade vóór het orgel (J.F. Kramer, Ev.-Luth. gemeente 1865-1896).

   De eerste bespeling vindt plaats op 29 november 1896, in zes weken (!) tijd werd het oude orgel afgebroken en het nieuw geplaatst. Twee dagen later wordt het onderzocht door K.P. Steenhuis, P.H. de Groot en H.H. van Denderen (organist Remonstrantse kerk). De definitieve oplevering vindt plaats op 18 maart 1897, er wordt aangetekend dat "het volle werk een krachtig en vol geluid heeft". Er zullen nog enige kleinigheden worden verholpen. Op 22 april wordt geconstateerd dat de aanspraak van de registers, vooral van de Bourdon 16', te langzaam is.

wijzigingen uit notulen kerkenraad

Voorstellen en uitgevoerde werkzaamheden in de 20e eeuw

Kasboek 1922-'29
 
(Gemeentearchief, ALG, 48)
Elk jaar onderhoud door M. Thijs uit Glimmen.(opvolger Van Oeckelen)
1925: 
Reparatie voor f 205,10
1926:
Levering van elektrische windmachine en generale stemming f 548,10

Notulen gewone kerkenraad 1904-1928
(ALG, 114)

17 januari 1921:

Er is een verzoek tot orgelverbetering van de organist H.C.A. Kaufman binnengekomen. De voorzitter stelt, "dat een behoorlijke overgang van hard tot zacht niet is te verkrijgen door onze toch heel goeden organist. Daarvoor is aanbrenging van een jalousiestelsel nodig, dit is zeer moeilijk en kan slechts door een eerste klas vakman in orde worden gebracht". De voorzitter doet een aanbeveling om de commissie van dertig bij elkaar te roepen om middelen te zoeken voor de verbetering. (Men komt er niet weer op terug.)
13 mei 1929:
De heer Opten heeft gezegd, dat er verbeteringen aan het orgel moeten worden aangebracht. Hij stelt voor een orgelfonds te stichten en dit te voeden uit de opbrengst van te geven concerten. Voorstel wordt aangenomen.

 Notulen gewone kerkenraad (1929-1938)
(in kerkenraadkamer)
7 oktober 1935:

De heer Opten verzoekt om verbeteringen aan het orgel, de kosten zullen naar schatting tussen de f 290 en f 375 liggen. Men refereert aan de mening van de heer Steenhuis, een deskundige die een paar jaar geleden heeft gezegd, dat herziening niet nodig was. Toch wordt er besloten om aan een kennis van Nienhuis, de heer G. Bron uit Utrecht, advies te vragen.
2 december 1935:
Bron is geweest en heeft gezegd: "dat het orgel behoorde tot het mooiste in het land door kunstenaars gemaakt". Hij raadt aan de toetsen op hoogte te stellen en een herintonatie van het pijpwerk uit te voeren. Een zwelkast zou volgens hem wenselijk zijn. De organist zal het plan laten uitwerken door de firma Marten (moet zijn: Bakker) en Timmenga. (Men komt hier niet op terug)
10 juli 1936:

Er is nog steeds een generale stemming nodig die f 160 kost. Er zou een reservefonds moeten komen van f 500 á f 600 voor algehele verbetering.  

 Map met bestekken en contracten
(in kerkenraadkamer)  
29 juni 1953: 
Aanbieding van Mense Ruiter voor het uitvoeren van "verbeteringen".
1. Speelmechaniek nazien en rammelvrij maken.
2. De Mixtuur vervangen door een nieuwe van ca. 234 pijpen.
3. De Violon 8' vervangen door een repeterende Sesquialter 2 sterk (108  pijpen), deze te maken uit de Mixtuurpijpen en aanvullen met nieuwe.
4. De bekers van de Trompet 8' omwerken tot een engere mensuur in de bas om een edeler toon te krijgen, eventueel de tongdikte erbij aanpassen. 5. De Prestant 8' van het tweede klavier omwerken tot een Prestant 4' en de 12 hoogste pijpen erbij maken.
6. Het nieuwe en gewijzigde pijpwerk intoneren en stemmen.
7. De kosten waren begroot tussen de f 2092 en f 2392.
De vrijkomende delen worden het eigendom van de orgelmaker.
2 october 1965:
Advies van A.J. Opten om de pedaallade te restaureren. Hij krijgt hiervoor opdracht op 1 maart 1966 voor f 2500. De lade gaat naar Verschueren te Heythuizen en wordt voorzien van een verend slepensysteem.   

 Ca. 1970
(volgens de heer A.J. Opten)
Reparatie en wijziging van het bovenwerk door Verschueren.
1. Lade voorzien van verende sleepringen.
2. Viola di Gamba verwijderd, van de pijpen wordt een Quint 1½' gemaakt voor het hoofdwerk, aangevuld met nieuw pijpwerk.
3. De Quintfluit 3' van het hoofdwerk verhuist naar het bovenwerk.
4. De Clarinet 8' wordt vervangen door een enge Dulciaan 8': een Cromhoorn. 


de wijzigingen nog eens op een rijtje

In 1925[1] vond de eerste wijziging aan het orgel plaats: meesterknecht van de zonen Van Oeckelen, Harmannus Thijs (1862-1943), schoof de Violon 16' (vanaf klein c) van het Hoofdwerk op tot een Violon 8', tevens wijzigde hij de samenstelling van de Mixtuur. Een jaar later werd het kerkinterieur vernieuwd en door Thijs een windmachine aangebracht.
Rond 1925-1927 zijn er aantekeningen van Johan van Meurs, voormalig organist van de Der Aa-kerk Groningen, overgeleverd via Frans Talstra, archivaris bij de rechtbank Groningen. Hieronder aantekeningen over de dispositie:

Ev. Lutherse Kerk.
1896  Maker v. Oeckelen. 2 klavieren + vrij pedaal  c – f3
tezamen. 22 stemmen.

Hoofdwerk:
Prestant 8
bourdon 16
Sexquialter 2s.t. (Ruiter) (Violon 8 is doorgestreept)
Roerfluit 8'
Nachthoorn 4'
Oct 4 -
Oct 2
Quintfluit 2 2/3
Mixtuur 3.4 st.
Trompet 8



F Ged. fluit 4' in 1937 Spiering

Bovenwerk:
Violoncel 8
Gamba 8
Holpijp 8
Ged. fluit 4' F
(Fluit 4 is doorgekrast)
Prestant 4' (8 is waarsch. doorgekrast)
(Holfluit 8 is doorgekrast)

Piccolo 2 ! (Woudfluit 2 is doorgekrast)
Clarinet 8

+ koppelingen  

motor

Pedaal:
Subbas 16.'
Oct. 8
Oct. 4
Trombone 8
Bourdon 8
(Holp. is doorgekrast)

De Fa. Spiering verving dus in '37 de Fluit Harmonique 4' door een Gedekt Fluit 4' (zie aantekening Van Meurs hierboven).
Mense Ruiter verving in '53 de Violon 8' van het Hoofdwerk door een Sexquialter, deels met gebruikmaking van oude Mixtuurpijpen. Er kwam een compleet nieuwe Mixtuur. De Octaaf 2' en de Sexquialter werden op de Hoofdwerklade van plaats verwisseld. De Prestant 8' van het Bovenwerk werd opgeschoven naar 4-voetsligging. Ook de bekers van de Trompet 8' werden enger gemaakt.
In 1966 werd de pedaallade gerestaureerd door de Fa. L. Verschueren in samenwerking met A.J. Opten. Hierbij werden twee slepen versneden. Ook werden nieuwe dammen geplaatst. Tevens werden telescoopringen geplaatst.
In '75 voerde Verschueren werkzaamheden uit waarbij de lade van het Bovenwerk werd gerestaureerd. Hierbij werden ook telescoopringen geplaatst. De slepen werden geschaafd tot dunnere maat, dit om beter tegen klimaatinwerking bestand te zijn. De Quintfluit 3' werd verplaatst naar het Bovenwerk; de Viola di Gamba 8' moest hiervoor plaats maken. Pijpwerk van deze stem werd versneden tot een Quint 1½' op het Hoofdwerk. De doorslaande Clarinet 8' van het Bovenwerk moest wijken voor een nieuwe Dulciaan 8'. Tevens zorgde men voor een nieuwe bank en pedaal naar moderne maatstaven.
Nadat het initiatief was genomen tot een algehele kerkrestauratie begin jaren 90 stond het orgel tijdens de eerste werkzaamheden vooralsnog in de kerkzaal. Prof. Dr. A.M. Swanson, bekommerde zich om het lot van het instrument en trok aan de bel. Onder leiding van prof. G.J. van den Berg is toen de werkgroep orgelrestauratie opgericht. Vanaf dat moment brak een periode aan van fondsen- en subsidiewerving met als hoogtepunt het verkrijgen van de monumentstatus en daardoor de mogelijkheid tot subsidieverstrekking door de Rijksdienst voor Monumentenzorg. Daar er in het prille stadium van de restauratie nog te weinig financiële middelen beschikbaar waren, heeft men in die periode besloten het instrument alleen te laten demonteren. In november 1994 is het orgel door Mense Ruiter B.V. voor het grootste deel naar hun werkplaats vervoerd.

restauratie


Na de voltooiing van de kerkrestauratie in 1998 was er nog steeds niet genoeg geld om daadwerkelijk tot restauratie over te gaan. Inmiddels was Jan Jongepier, organist van de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden, aangetrokken als adviseur van de Lutherse Gemeente. Dr. Ir. A.H. Vlagsma had reeds in 1991 historisch onderzoek verricht waarop Jongepier kon aansluiten met een inventarisatie van het orgel. Jongepier stelde een integrale restauratie voor met herstel van de oorspronkelijke dispositie. Dat laatste viel niet bij alle leden van de werkgroep in goede aarde. Dhr. A.J. Opten, zoon van oud-organist Carel Opten, onderhield tot dusver het orgel. De meeste onder zijn advies uitgevoerde moderniseringen van het instrument dienden volgens hem niet ongedaan gemaakt te worden. Samen met toenmalig organist-titulaire Johan Beeftink pleitte hij bijvoorbeeld voor het behoud van de moderne bank en het moderne pedaalklavier en het behoud van de Dulciaan 8' van het bovenwerk. Na het afscheid van Johan Beeftink in 2001 besloot helaas ook Opten ermee op te houden.
Inmiddels was besloten de opdracht tot restauratie te verlenen aan Mense Ruiter orgelmakers B.V. te Zuidwolde. Na jaren van onzekerheid m.b.t. de financiën werd uiteindelijk op 6 juni 2001 de ondertekening van het contract met de orgelmaker een feit.
Zo kon men met de restauratie in de zomer van 2003 beginnen zo kwam ook het proces van bouwvergaderingen weer op gang. Bijna elke maand kwam de werkgroep orgelrestauratie bijeen voor het bespreken van de voortgang en de financiën. Eén van de meest hilarische momenten was wel het nieuws dat uiteindelijk de geplande Cornet (Van Oeckelen Sr.) uit de opslag van de Martinikerk Groningen spoorloos verdwenen was. En dat terwijl de overdracht al was getekend! Achteraf gezien helemaal niet rampzalig; het orgel beschikt nu immers over een Violon 16-voet, een register waar het bestek ook over spreekt.
De discussie over het herstel van de originele kaskleuren leverde binnen de werkgroep nogal wat gefronste wenkbrauwen op. Het behoud van de huidige kleur is dan ook de enige concessie die gedaan is. Wel dient vermeld te worden dat de schilder, de fa. Boer, het werk op formidabele wijze heeft uitgevoerd, ik noem het snijwerk en de zijpanelen. Al het imitatie-eiken in het front van de Hoofdwerk- en Bovenwerkkas is zo veel mogelijk gerestaureerd en opnieuw afgelakt. Aan de zijkanten is een nieuwe imitatie verschenen. Het snij- en lofwerk werd gepatineerd met verguld pigment en is geglaceerd. De labialen van de frontpijpen zijn vanwege de huidige nog in goede staat verkerende historische bladgoudlaag niet opnieuw verguld.
De orgelmakers zijn begonnen de daadwerkelijke restauratie met allerlei werkzaamheden op de werkplaats te Zuidwolde. Daar hebben ze bijvoorbeeld de manuaalklavieren schoongemaakt, zij rusten nu weer op nieuwe aanslagkussens. Van de mechaniek zijn enkele gebroken abstracten vernieuwd, het geheel is zuiver werkend afgeregeld. Voor de fluit Harmonique 4' is een origineel Van Oeckelen registerplaatje gekomen, evenzo voor de Clarinet 8' (uit oorspr. voorraad Mense Ruiter B.V.)
De twee manuaalladen zijn gerestaureerd geheel in stijl en met de materiaalkeuze als Van Oeckelen. De ventielen zijn van een nieuwe belering voorzien, de pulpeten weer op originele wijze vervaardigd. Alle westaflex conducten zijn vervangen door loden conducten.
De windkanalen zijn weer winddicht gemaakt en zonodig opnieuw verlijmd. Ook is de Calcant-schel weer in functie hersteld. De magazijnbalg is opnieuw beleerd.
Onvoorziene tegenslagen, de zijpanelen die door droogte-inwerking er slechter aan toe waren dan verwacht en de windlades van het pedaal en bovenwerk die extra aandacht behoefden, zorgden voor telkens hernieuwde begrotingen, wat de adviseur veel zorgen baarde. Uiteindelijk kon in april 2004 de definitieve begroting worden opgemaakt, dit tot opluchting van adviseur en de coördinator van de werkgroep, prof. Van den Berg.
Qua dispositie ging het restauratievoorstel in beginsel uit van (bijna) volledig herstel naar oorspronkelijke situatie. Na de aanpassing van het Cornetverhaal is dit 100 % dispositieherstel geworden. Hoofdwerk: Uit opslag van de orgelmaker was een 4-voets Salicet van Petrus van Oeckelen (1860, uit orgel Nederlands-Hervormde kerk te Oostwold) beschikbaar. De orgelmakers gebruikten dit originele Van Oeckelen register voor de reconstructie van een Violon 16' met als resultaat dat het instrument weer beschikt over een dun en strijkend 16-voets register. In principe doet de Violon het uitstekend als basisregister in een 16-voets plenum, tevens is het zeer geschikt als uitkomend register.
De Octaaf 2' is weer teruggeplaatst op de oude plek. Tevens is de Quintfluit 3' van het Bovenwerk gehaald om zo, terug op de orginele plek, prachtig te kunnen mengen tussen de registers van prestantmensuur. De Mixtuur, die in 1953 door Mense Ruiter compleet vernieuwd werd, is deels gereconstrueerd uit de Sexquialter. Deze mixtuur is afgeleid uit aantekeningen van de oude Mense Ruiter zelf die nog in het archief van de orgelmaker aanwezig waren. Dit hernieuwde register fungeert nu weer als brede vulstem van 3 of 4 sterk. Het register bezit de volgende

samenstelling:
C:                                             2             1 1/3     1
c:                               2 2/3      2             1 1/3
c':              4              2 2/3      2             2
c'':  8         5 1/3       4             2 2/3  

De Trompet 8', als sluitstuk van het hoofdwerk, heeft de oude mensuren teruggekregen. De bekers zijn verlengd waardoor het register de karakteristieke Van Oeckelen klank heeft herkregen. De originele mensuren van het pijpwerk dat Mense Ruiter zelf in de jaren 50 veranderde, zijn ook in het archief van Mense Ruiter B.V. teruggevonden.
Steeds meer werd er ook van het oude Schnitgerorgel bekend. De orgelmakers ontdekten dat de kelen en gedeeltelijk de bekers van de Trompet 8' van het Hoofdwerk van de heren Hermann Eberhardt Freytag & Zoon zijn. De zoons Van Oeckelen vonden blijkbaar dit materiaal van 1852 nog goed genoeg om het te hergebruiken. Tevens trof Jongepier alleen oud Freytag pijpmateriaal vanaf groot Cis aan, dit duidt op een stemming van 465 Hz van het oude Schnitgerorgel, m.a.w. een halve toon hoger dan 440 Hz. hetgeen gebruikelijk was in die tijd.
Bovenwerk: In '53 schoof Mense Ruiter de Prestant 8' op naar Prestant 4'. Via aantekeningen van Frans Talstra en bouwtechnische bewijzen van de orgelmakers is uiteindelijk besloten de 4-voetsligging op te schuiven naar 8-voets. De 4 grootste (front-)pijpen (het register spreekt vanaf groot G) staan in de onderste middentoren. Frappant is het feit dat de slagletters op deze pijpen niet corresponderen met de tonen die ze voortbrengen; zo staat op de pijp die als groot G spreekt de slagletter F. Via een nieuw houten conduct worden de 4 pijpen die onder staan vanaf de bovenwerklade aangevoerd (een afdruk van het oude houten conduct was nog aanwezig!) en spreken na een periode van 51 jaar weer als herboren.
Een voor een klassiek-romantisch Van Oeckelen-concept onmisbaar register is de Viola di Gamba 8'. Sinds 1975 niet meer in het Luthers orgel aanwezig, toen bouwde Verschueren de aanwezige Viola di Gamba immers om tot Quint 1 ½'. Uit deze Quint is het zachte strijkende register nu terug. Pijpen hiervan zijn verlengd tot Viola di Gamba. Bij Van Oeckelen valt de zachte intonatie van dit register op. Het groot octaaf zal nieuw worden gemaakt. De Violoncel 8' staat vanaf groot F# op de lade, de grootste pijpen staan op een brug tussen lade en front. Aan de weerszijde van de Violoncelhangers zijn nog hanggaten te zien van de vroegere Viola di Gamba 8', nu komen de nieuwe pijpen (groot C t/m groot E) hier te staan.
De Fluit Harmonique 4' is naar voorbeeld van het Van Oeckelen & Zn. orgel in de Hervormde kerk van Schettens (Friesland) gereconstrueerd. Het pijpmateriaal van de Gedekt Fluit 4' van Spiering ('37) was niet geschikt om hergebruikt te worden mede doordat de Harmonique zorgt voor meer kern. Dit is nodig om het gat op te vullen dat ontstaan is door te kiezen voor een Prestant 8' i.p.v. 4'. Kenmerk van de Harmonique is dat ie overblazend spreekt. Doormiddel van een gaatje in het corpus van de pijp octaveert de toon. Naast de Clarinet 8' is dit register één van de grote aanwinsten van deze restauratie!
De aankoop van een originele, door Van Oeckelen en Zonen in 1895 vervaardigde, Clarinet 8-voet uit de Hervormde Kerk van Warffum zorgde voor de terugkomst van het meest karakteristieke register van het orgel. Deze, voor Van Oeckelen, zeer kenmerkend stem bezit doorslaande tongen. Mede door een formidabele inzet van de adviseur van Warffum, Stef Tuinstra, klinkt net zoals 110 jaar geleden voor het eerst weer een doorslaand tongwerk in de kerk.
Voor het pedaalklavier is het besluit genomen om terug gegaan naar de mensuur van de toetsen zoals de zonen Van Oeckelen ze in hun tijd bouwden. Het pedaal is gereconstrueerd. De registers van het pedaal zijn door de jaren heen ongewijzigd gebleven.
Na uitgebreide inventaristatie en gedeeltelijke reparatie van het Van Oeckelen pijpwerk is alles nu teruggeplaatst. Gekozen is voor een terughoudend intonatieproces waarbij veel respect werd getoond voor de bestaande nog aanwezige intonatie. Datgene van het pijpwerk wat nieuw bijgemaakt is, is zorgvuldig vergeleken met bestaand materiaal zoals te vinden is in de Hervormde kerk van Niekerk (Oldekerk) en de Remonstrantse kerk Groningen.
Na tien jaar kan de Lutherse Gemeente weer uit volle borst zingen bij een typisch begeleidingsinstrument. Dankzij de steun van Monumentenzorg, een tiental fondsen en uiteraard de Lutheranen en alsmede de S.V.L.K., was de heringebruikneming op 3 september 2004 een feit.

 


 

[1] notities Mr. Bouwman (ca 1925): rond '25 veranderingen door dhr. Thijs: disc. 16' Violon wordt 8 voet; mixtuur samenstelling gewijzigd.

info

Voor nadere details over het orgel en de restauratie kunt u contact opnemen met de organist van de Lutherse Gemeente: Tymen Jan Bronda. tymenjanbronda@planet.nl, 050 3184037 / 06 27035682 of zie www.tymenjanbronda.nl

  dispositie: (in ladevolgorde)

orgelbouwer: Petrus van Oeckelen en Zonen, 1896

voorheen:
Hoofdwerk: (C-f''')
Prestant 8' (O)
Bourdon 16' (O)
Roerfluit 8'(O)
Octaaf 2' (O)
Octaaf 4' (O)
Quint 1½' (O/V)
Nachthoorn 4' (O)
Sesquialter II sterk (O/MR)
Mixtuur III-IV sterk (MR)
Trompet 8' (F/O/MR)

situatie 2004:
Hoofdwerk: (C-f''')
Prestant 8' (O)
Bourdon 16' (O)
Roerfluit 8'(O)
Violon 16' (PO/M) *
Octaaf 4' (O)
Quintfluit 3' (O)
Nachthoorn 4' (O)
Octaaf 2' (O)
Mixtuur III-IV sterk (O/M)
Trompet 8' (F/O)


Bovenwerk: (
C-f''')
Prestant 4' (O/MR)
Violoncel 8' (O)
Quintfluit 3' (O)
Holpyp 8' (O)
Gedekt Fluit 4' (S)
Piccolo 2' (O)
Dulciaan 8' (V)

 


Bovenwerk: (
C-f''')
Prestant 8' (O)
Violoncel 8' (O)
Viola di Gamba 8' (O/M)
Holpyp 8' (O)
Fluit Harmonique 4' (M)
Piccolo 2' (O)
Clarinet 8' (O) **

Pedaal: (C-d')
Subbas 16' (O)
Octaaf 8' (O)
Bourdon 8' (O)
Octaaf 4' (O)
Trombone 8' (O)

Pedaal: (C-d')
Subbas 16' (O)
Octaaf 8' (O)
Bourdon 8' (O)
Octaaf 4' (O)
Trombone 8' (O)

Stomme registers:
Koppel (HW-BW)
Koppel Pedaal
Afsluiting Hoofdmanuaal
Afsluiting Bovenmanuaal
Afsluiting Pedaal
Windlosser
Calcant

Stomme registers:
Koppel (HW-BW)
Koppel Pedaal
Afsluiting Hoofdmanuaal
Afsluiting Bovenmanuaal
Afsluiting Pedaal
Windlosser
Calcant 

F = H.E. Freytag & Zoon (1852)
PO = Petrus van Oeckelen (1860)
O =  zonen Van Oeckelen (1896)
S = Fa. M. Spiering (1937)
MR = M. Ruiter (1953)
V = Fa. Verschueren (1966/1975)
M = Mense Ruiter B.V. (2004)
* de Violon 16' loopt vanaf klein c.
** dit register is afkomstig uit het orgel van de Hervormde kerk te Warffum en is door de zonen Van Oeckelen in 1895 aldaar geplaatst.


 

De klaviatuur bevindt zich aan de linkerzijde.
temperatuur: evenredig zwevend
windvoorziening: één magazijnbalg met twee schepbalgen en twee treden.
Op elk werk is een regulateurbalg aanwezig.
toonhoogte a' = 440Hz bij 21 °C
winddruk: 83 mm waterkolom

Restaurateurs:
Mense Ruiter Orgelmakers B.V., Zuidwolde (Gn)
Schilderwerk:
fa. Boer, Wildervank
Electra:
Berghuis Installatieburo, Haren
Stucadoor:
Jurriëns B.V. aannemingsbedrijf, Groningen
Orgeladviseur:
J. Jongepier
Rijksadviseur (Rdmz):
R.W. van Straten
Adviseur schilderwerk:
B. Raangs (Gemeente Groningen, dienst ROEZ)
Begeleiding restauratie:
SBKGD, Veendam
Totaalkosten:
ca. €332.000,-

werkgroep orgelrestauratie
:
Prof. G.J. van den Berg, Prof. Dr. A.M. Swanson, G..K.R. Hassink-Kröning, Dr. C. Steglich, T.J. Bronda (A.J. Opten, J. Beeftink)
orgelfeestcommissie:
Ds. S. Freytag, G.K.R. Hassink-Kröning, T.J. Bronda, F.
Stock
Speciale dank gaat uit naar de subsidiënten, de fondsen en particuliere gevers/geefsters

 

 

Het Schnitger-Freytag orgel

 
bronnen
Notulen orgelcommissie 1883-1898
(Gemeentearchief, ALG, 188)

   In 1883 denkt men al aan vervanging van het oude orgel en roept hier­voor een commissie in het leven. Het oude orgel was in 1699 door Arp Schnitger gebouwd, in 1718 door Rudolf Garrels en Johannes Radeker uitgebreid met een pedaal en in 1851 door Hermann Eberhard Freytag voorzien van een rugwerk.
 

NICOLAAS ARNOLDI KNOCK

Hieronder een beschrijving van Nicolaas Arnoldi Knock (Grietman over Stellingwerf Oosteynde) die in 1788 zijn boek "Dispositien der merkwaardigste Kerk-Orgelen, welken in de Provincie Friesland, Groningen en Elders aangetroffen worden" uitgaf bij 'Petrus Doekema, Boekverkoper in de Oude Boteringestraat, tegenover 't Stads Huis te Groningen'

G RON I NGEN (Lutherse Kerk)
Bijlage tot de beschrijving van 't orgel in de kerk der Lutherse Gemeente: De dispositie is zoo als op pag. 51 staat vermeld
 

Manuaal:
Praestant 4 v.
Holpyp 8 v.
Sifflet 4 v.
Octaaf 2 v.
Nasat 3 v.
Mixtuur geh.
Sexquialter
Trompet 8 v.
Voxhumana 8 v.

Borstwerk:
Gedakt 8 v.
Blokfluit 4 v.
Octaaf 2 v.
Waldfluit 2 v.
Quint 1 1/2 v.
Scherp
Kromhoorn 8 v.

Pedaal:
Praestant 8 v.
Bourdon 16 v.
Octaaf 4 v.
Mixtuur
Bazuin 16 v.
Trompet 8 v.
Cornet 2 v.

3 Afsluitingen
2 Tremulanten
Ventyl
4 Blaasbalgen

 Het is wat toon aangaat van weinig betekenis. Welligt het slechtste orgel in Groningen. Men zou het bijna wagen te veronderstellen dat dit werk zijn oorsprong heeft van Arp Schnitger, dooruit het slechte werk, het welk uit het orgel door hem in die Martinie is genomen hieraan te hebben verbruikt. Immers dit orgel is door Arp Schnitger hersteld in 1691 (zie de aanteekeningen der Martinikerk) terwijl de Luthersche kerk is ingewijd in 1696, dus was men denkelijk daaraan reeds werkzaam, was het dan niet met het bouwen zelf, dan toch met het bijeenzamelen van bouwstoffen. Daar men uit de concessie tot het bouwen der Luthersche kerk in 1672 tijdens het beleg van Groningen door de regeering der stad wierd gegeven en zulks op uitdrukkelijk verlangen van den toenmalige Kommandeerende Generaal Rabenhaupt, terwijl Arp Schnitger Hamburger van geboorte, waarschijnlijk tot de Lutherse Gemeente zal behoort hebben. Het is dus best mogelijk dat men bij de bouwing dezer kerk van die gelegenheid heeft gebruik gemaakt om voor weinig geld een orgel te bekomen: wellicht dat Arp Schnitger hetzelve ten geschenke heeft gegeven: daar dezelve een geruime tijd aldaar was gevestigd geweest, tenminste volgens de aanteekening van het orgel thans in de A kerk zijnde, was Arp Schnitger aan een orgel in die kerk bezig van 1694 tot 1697 in 1700 voltooide hij het thans in die kerk staande, orgel, in 1701 dat in Uithuizen, 1698 dat in Noordbroek, terwijl hij in 1691 de groote reparatie aan 't orgel in de Martinikerk aldaar had. Men zoude dus veronderstellen dat het dien kunstenaar terdiertijde voordeelig ging en hij er dan ook best tot kon besluiten om aan de Nieuwe Kerk ten behoeve van zijn kerkgenootschap gebouwd wordende een blijvend voor hem zeer eigenaardig en evenwel niet zeer kostbaar geschenk te geven, als hebbende hetzelve in het begin een pedaal gehad, en ook het orgelwerk alleen zelf van hen afkomstig, terwijl de kast en verdere attribute door de kerk voldaan zijn. In de Rek. boeken der Kerk 1698 vind men eene uitgave van f 110, voor 't orgel, in 1699 in de uitgaven voor idem f 520, waar onder f250,- aan Arp Schnitger voor het voltooien van dit orgel, aan Albert Meyer Kastemaker f 209,-. De eerste f110,- zal denkelijk gediend hebben tot de fundeering van 't orgel want men vind er verscheide uitgaven, aan Kalk tot het fondament gebruikt terwijl wel f209,- wel voor de Kast zullen zijn, f 250,- voor het eigenlijke Materieel der Pijpen enz. Voor 't orgel zonder pedaal. Hieruit zou men bijna met zekerheid kunnen afleiden dat Schnitger voor arbeidsloon en verdere benodigdheden niets gerekend heeft. In 1783 is hetzelve gerepareerd en denklijk toen het vrije pedaal erbij gevoegd, naar het uiterlijke deel der kast
te oordeelen zoude het herbouwd zijn door den orgelmaker A.A.Hintsch [Hier gaat Knock iets te ver in zijn veronderstelling: Het pedaal is in 1718 toegevoegd door de meesterknechten van Arp Schnitger: Rudolf Garrels en Johannes Radeker. Waarschijnlijk heeft Knock per abuis vermeldingen hierover in de rekeningenboek overgeslagen].

George Hendricus Broekhuyzen

Dispositieverzamelaar Broekhuyzen, handschrift ca. 1850-1862, vermeldt de dispositie vanaf 1850:
'Dit orgel is in 1850 aanmerkelijk gerepareerd en verbeterd en met een rugwerk voorzien gemaakt door hetzelve bestaat thans:'

Rugwerk:
Bourdon 16 vt
Prestant Disc 16 vt
Prestant 8 vt
Holpijp 8 vt
Quintadeen 8 vt
Octaaf 4 vt
Octaaf 2 vt
Mixtuur 4-5-6 st
Trompet 8 vt

Manuaal:
Prestant 8 vt
Holpijp 8 vt
Fluit Trav. 8 vt
Prestant 4 vt
Open fluit 4 vt
Nazart 2 2/3 vt
Octaaf 2 vt
Quint 1 1/3 vt
Mixtuur 3 st
Vox Humana 8 vt

Borstwerk:
Gedakt 8 vt
Viol di Gamba 8 vt
Blokfluit 4 vt
Octaaf 2 vt
Woudfluit 2 vt
Flageolet 1 vt
Kromhoorn 8 vt

Pedaal:
Bourdon disc. 16 vt
Prestant 8 vt
Gedakt 8 vt
Octaaf 4 vt
Bazuin 16 vt
Trompet 8 vt
Cornet 2 vt

Voorts Pedaal en twee Manuaal koppelingen, Tremulant, Ventil, 5 blaasbalgen.
Heeft 3 klavieren, vrij pedaal en 33 stemmen.
 

©2004 Dhr. J. Jongepier, Dr. ir. A.H. Vlagsma & Tymen Jan Bronda

 

Concert in samenwerking met de Stichting Oude Groninger Kerken

J.S. Bach: Sonata in c minor BWV 1017 for violin and harpsichord
J.S. Bach: Sonata in g major BWV 1019 for violin and harpsichord
CPE Bach: Sonata in b minor H512, wq76 for violin and harpsichord
Pause
J.S. Bach Sonata in e minor for violin and continuo
J.S. Bach: Sonata in b minor BWV 1014 for violin and harpsichord

 


alle feiten van de orgelrestauratie op een rij (2004)

bestek 9-12-1895

geluidsfragment orgel 1978
(Johan Beeftink)

restauratiefoto's:
- vóór restauratie
- november 2003
- januari 2004
- februari 2004
- maart 2004
- april 2004
- mei 2004
- juni 2004
- juli 2004
- augustus 2004

orgellinks

foto's voormalige orgel

email: info@svlk.nl